strosnijder

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord strosnijder. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord strosnijder, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je strosnijder in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord strosnijder is hier. De definitie van het woord strosnijder zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanstrosnijder, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • stro·snij·der
enkelvoud meervoud
naamwoord strosnijder strosnijders
verkleinwoord - -

de strosnijderm

  1. (landbouw) (gereedschap) werktuig dat droge halmen van graangewassen met een mes in kleinere stukken deelt voor verdere verwerking
     Verder is de achterkant van de zelfvoeder vaak voorzien van een aantal messen om het stro in 3 of 4 stukken te snijden. Deze strosnijder kan naar wens worden in- of uitgeschakeld.[2]
  2. (landbouw) iemand die droge halmen van graangewassen in kleinere stukken deelt om ze aan dieren te voeren
     Deze beroepen eisen ook bijna geen scholing in de praktijk: koetsier, garageknecht, knopensorteerder, stalknecht, machine-inpakker, havenarbeider, tegelperser, expeditieknecht, poetser, pepermuntstanser, sigarenringer, glazenwasser, sloper, baggerman, pannenglazuurder, flessenvuller, classificeerder, lijmkoker, straatveger, aanspreker, tabaksstripper, vuilnisman, stijfselvormer, badknecht, kruier, zakkenbinder, arbeider in bierbrouwerij, opperman, rijwiellakker, strosnijder, katoenbreker. Laten we vooropstellen, dat de samenleving de beoefenaren van deze beroepen niet zou kunnen missen, maar de jongeman, die een dergelijk beroep kiest zal zich wel bewust moeten zijn, dat hij op een niet brede basis zijn loopbaan aanvangt en dat hij spoedig de top in zijn vak zal hebben bereikt.[3]
  3. (figuurlijk) (informeel) (meestal voorafgegaan door een bijvoeglijk naamwoord) gemoedelijke aanspreekvorm of licht minachtende aanduiding
     Hé Bultje, zeg eens wat, ouwe strosnijder.[4]
     De gymnasiast maakt kennis met een dozijn boeken die men naar eigen keuze als paarlen van de wereldliteratuur of als stomvervelende oude strosnijders kan betitelen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 2 juni 2021 Weblink bron
    P.H. de Haan
    Enkele aspecten van het dorsen in: De Boerderij, jrg. 41 nr. 1 (3 oktober 1956)
  3. Bronlink geraadpleegd op 2 juni 2021 Weblink bron Op smalle basis. (19 juni 1963) in: Algemeen Dagblad, Rotterdam, jrg. 18 nr. 43, p. 13 kol. 4
  4. Bronlink geraadpleegd op 2 juni 2021 Weblink bron
    Visser, Ab
    “Woonschepen.” (1942), Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam, p. 93
  5. Bronlink geraadpleegd op 2 juni 2021 Weblink bron
    J. Luning Prak
    Jarenlang zweten voor de status (2 september 1967) in: Algemeen Dagblad, Rotterdam, jrg. 22 nr. 109, p. 29 kol. 6