titelhouder

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord titelhouder. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord titelhouder, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je titelhouder in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord titelhouder is hier. De definitie van het woord titelhouder zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantitelhouder, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ti·tel·hou·der
enkelvoud meervoud
naamwoord titelhouder titelhouders
verkleinwoord

de titelhouderm

  1. iemand of groep die in een wedstrijd kampioen is geworden en er nog geen nieuwe wedstrijd is gehouden waarin iemand anders de kans heeft gehad om de titel over te nemen
    • Ronald Mulder, de Nederlands kampioen op de sprintvierkamp, stelde teleur met een achttiende plek (1.09,94). Hij ging zeer snel van start, maar kon het tempo niet volhouden. Op de 500 meter werd Mulder vijfde. De titelhouder op de 500 en 1.000 meter, de Rus Pavel Koelizjnikov, was er niet bij. Hij kampt met fysieke en mentale problemen. [2] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Menno Sedee 11 februari 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be