Geluid: troebleert (hulp, bestand) troe·bleert troebleert tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van troebleren Jij troebleert. derde persoon...
wij, we jullie zij, ze tegenwoordig (o.t.t.) troebleer troebleert troebleert troebleert troebleert troebleren troebleren troebleren verleden (o.v.t.) troebleerde...