tweespraak

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord tweespraak. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord tweespraak, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je tweespraak in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord tweespraak is hier. De definitie van het woord tweespraak zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantweespraak, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
tweespraak
  • twee·spraak
enkelvoud meervoud
naamwoord tweespraak tweespraken
verkleinwoord tweespraakje tweespraakjes

de tweespraakv / m

  1. een overleg tussen twee personen
    • In de jaren ’90 introduceerde hij de rubriek De Tweespraak, waarin luisteraars in één uitgebalanceerde zin een dialoog over de actualiteit weergaven. [2] 
    • Twitter en Facebook zijn zeer waardevol als nieuwsbron, laptops, tablets en smartphones versnellen ons werk. Toch haal je het echte nieuws alleen maar vis-à-vis. In een confronterende tweespraak met Jan Roos en Jeanine Hennis over het referendum, bijvoorbeeld.[3] 
99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 07 okt. 2017
  3. de Telegraaf MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL 15 apr. 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be