unir verenigen, samenvoegen combineren, doen samengaan binden, aaneenhechten unir-se toevoegen IPA: /uˈniɾ/ u·nir unir onovergankelijk binden, goed mengen...
Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken? u·nir·se unirse wederkerend zich verenigen, zich aansluiten zich verbinden [1] unitarse [2] ligarse...
persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van unir gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van unir...
meervoud tegenwoordige tijd (presente) van unir gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van unir...
uniría eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van unir derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van unir...
unimos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van unir eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van unir...