uitmonstering

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord uitmonstering. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord uitmonstering, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je uitmonstering in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord uitmonstering is hier. De definitie van het woord uitmonstering zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanuitmonstering, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • uit·mon·ste·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord uitmonstering uitmonsteringen
verkleinwoord

de uitmonsteringv

  1. alle zaken die men nodig heeft om een bepaalde taak te vervullen
    • "Maar het is leuk om hier nu met elkaar als collega's te trainen."Hun roeping is de religieuze sporters qua sportieve uitmonstering niet aan te zien. Als hij met jongeren werkt grijpt Boogers overigens juist wel eens bewust naar zijn priesterboordje. "Niet direct op een shirt bij het sporten, maar als het qua kleding past, kom je er ook wel eens door in gesprek."[2] 
    • Zelfs met zijn trendvolgende en bagage plettende coupéprofiel wordt een SUV nooit een sportwagen. Mijn GLC 250d in AMG-uitmonstering - 19 inch velgen, sportief bedoelde in- en exterieuraccenten - blijft met zijn meer dan 200 pk sterke viercilinder diesel die gemoedelijke lobbes met het hoge zwaartepunt dat hem in bochten altijd parten speelt.[3] 
  2. alle zaken waarmee iets of iemand versierd is
    • Cartouche heeft de houders van een passepartout via Facebook opgeroepen donderdag en zondag niet in oranje, de gebruikelijk uitmonstering van de Nederlanders, maar in rood te komen om de Belgische hockeyers in hun laatste wedstrijd te steunen. Ook op de club was de stemming somber. Een hockeyfeest in een grote tent op het Cartouche-complex die 500 mensen kan herbergen is echter niet afgezegd.[4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 23-APRIL-08
  3. NRC Bas van Putten 15 december 2016
  4. de Standaard 10/JUNI/2014 door jvh