uitrennen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord uitrennen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord uitrennen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je uitrennen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord uitrennen is hier. De definitie van het woord uitrennen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanuitrennen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • uit·ren·nen

uitrennen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitrennen
rende uit
uitgerend
zwak -d volledig
  1. iets hollend verlaten
    • Voor het echtpaar Arnold (76) en Anneke van Hemert uit Hezingen was het een vanzelfsprekendheid de éénjarige teef Theodora van een wisse dood te redden.- Op vakantie in Griekenland kwam het dier in paniek een brandend bos uitrennen. [2] 
    • Vrijdagavond kwart voor negen. Schefers vader staat op deze koopavond even alleen in de winkel: Schefer en Mikel Pol, die ook in de winkel werkt, drinken achterin een kopje koffie. Dan horen ze vader schreeuwen. Ze sprinten meteen naar de winkel. Schefer: “Toen ik de blik in mijn vaders ogen zag wist ik: dit is mis. Ik zag nog net een man in het zwart de winkel uitrennen.” [3] 
90 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]