Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
uitschrijven. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
uitschrijven, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
uitschrijven in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
uitschrijven is hier. De definitie van het woord
uitschrijven zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
uitschrijven, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
uitschrijven
- overgankelijk uit een register verwijderen
- Mensen die naar een andere stad verhuizen moeten in de nieuwe woonplaats in- en in de oude uitgeschreven worden.
- ▸ De ouders hadden de kinderen van 10 en 12 na een hoop gedoe voor een halfjaar van school kunnen uitschrijven om gezamenlijk de PCT te lopen.[1]
- overgankelijk een cheque, ander officieel geschrift of wedstrijd doen verschijnen
- Er werd een wedstrijd in het verbeteren van artikelen uitgeschreven.
- ▸ Alet Boukes, voormalig stadsdichter van het Overijsselse Zwolle, heeft de mooiste zin geschreven over de Achterhoek. Bakker Marcel Stroet schreef hiervoor een prijsvraag uit bij de onthulling op 22 maart van het borstbeeld van de dichter Willem Sluiter tegenover zijn geboorteplek in Neede.[2]
- ▸ Een Duitse arts moet twee jaar en negen maanden de cel in voor het illegaal uitschrijven van ontheffingsverklaringen voor mondkapjes. Meer dan 4000 Duitsers die daar geen recht op hadden kregen een verklaring waardoor zij geen mondkapje hoefden te dragen op plekken waar dat wel verplicht was.[3]
- ergatief het schrijven beëindigen
- Hij was nog maar net uitgeschreven toen de bel ging.
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
100 % |
van de Nederlanders;
|
98 % |
van de Vlamingen.[4]
|