10 Resultaten gevonden voor "uitspelend".

uitspelend

Geluid:  uitspelend    (hulp, bestand) uit·spe·lend uitspelend onvoltooid deelwoord van uitspelen...


uitspelende

 uitspelende    (hulp, bestand) uit·spe·len·de uitspelende verbogen vorm van uitspelend, het onvoltooid deelwoord van uitspelen Het woord uitspelende staat...


uitspeel

Geluid:  uitspeel    (hulp, bestand) uit·speel uitspeel (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspelen ... dat ik uitspeel. ...


uitspel

Geluid:  uitspel    (hulp, bestand) uit·spel uitspel (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspellen ... dat ik uitspel.  Het...


uitspelen

Geluid:  uitspelen    (hulp, bestand) uit·spe·len samenstelling van  uit  en  spelen  uitspelen (sport) overgankelijk ten einde spelen (sport) overgankelijk...


uitgespeeld

Geluid:  uitgespeeld    (hulp, bestand) uit·ge·speeld vervoeging van uitspelen: voltooid deelwoord uitgespeeld voltooid deelwoord van uitspelen...


speel uit

van uitspelen Ik speel uit.  gebiedende wijs van uitspelen Speel uit!  (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspelen Speel...


uitspeelt

tegenwoordige tijd van uitspelen ... dat jij uitspeelt.  (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspelen ... dat hij uitspeelt...


speelt uit

enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspelen Jij speelt uit.  derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspelen Hij speelt uit.  (verouderd) gebiedende...


uitspeelde

bestand) uit·speel·de uitspeelde (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitspelen ... dat ik uitspeelde.  ... dat jij uitspeelde.  ... dat hij, zij, het...