utgang

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord utgang. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord utgang, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je utgang in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord utgang is hier. De definitie van het woord utgang zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanutgang, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ut·gang
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord útgangr, dat van het Proto-Germanaanse zelfstandige naamwoord ] komt
  • Afkomstig van het Noorse zelfstandige naamwoord gang met het voorvoegsel ut-
Naar frequentie 5146
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   utgang     utgangen     utganger     utgangene  
genitief   utgangs     utgangens     utgangers     utgangenes  

utgang, m

  1. (de) uitgang (bijv. van een kamer)
  2. het verlaten (bijv. van een kerk)
  3. het verlaten van een loop van een vuurwapen (bijv. van een kogel)
  4. uitgangspunt (bijv. van een wandeling)
  5. (figuurlijk), (religie) dood, eeuwigheid
    «Sal 121,8: Herren bevare din inngang og din utgang. (brukt i dåpsritualet)»
    Salmos 121:8: De Heere zal uw uitgang en ingang bewaren van nu aan tot in der eeuwigheid. (gebruikt in de doopplechtigheid; betekenis: helemaal van geboorte tot dood)
  6. (figuurlijk) einde, resultaat
  7. (bridge) in de uitdrukking 'ha uitgang' (betekenis: genoeg punten hebben om één spel te winnen)
  8. (typografie) korte eindlijn onder een paragraaf
  • en sykdom med dødelig utgang
een ziekte met dodelijke uitgang


  • ut·gang
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord útgangr, dat van het Proto-Germanaanse zelfstandige naamwoord ] komt
  • Afkomstig van het Nynorske zelfstandige naamwoord gang met het voorvoegsel ut-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   utgang     utgangen     utgangar     utgangane  

utgang, m

  1. (de) uitgang (bijv. van een kamer)
  2. het verlaten (bijv. van een kerk)
  3. het verlaten van een loop van een vuurwapen (bijv. van een kogel)
  4. uitgangspunt (bijv. van een wandeling)
  5. (figuurlijk), (religie) dood, eeuwigheid
    «Sal 121,8: Herren vare din inngang og din utgang. (brukt i dåpsbøna)»
    Salmos 121:8: De Heere zal uw uitgang en ingang bewaren van nu aan tot in der eeuwigheid. (gebruikt in de doopplechtigheid; betekenis: helemaal van geboorte tot dood)
  6. (figuurlijk) einde, resultaat
  7. (bridge) in de uitdrukking 'ha uitgang' (betekenis: genoeg punten hebben om één spel te winnen)
  8. (typografie) korte eindlijn onder een paragraaf