Geluid: verstramde (hulp, bestand) ver·stram·de verstramde enkelvoud verleden tijd van verstrammen Ik verstramde. Jij verstramde. Hij, zij, het verstramde...
Geluid: verstramden (hulp, bestand) ver·stram·den verstramden meervoud verleden tijd van verstrammen Wij verstramden. Jullie verstramden. Zij verstramden...
Geluid: verstramd (hulp, bestand) ver·stramd vervoeging van verstrammen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel verstramd voltooid...
stamtijd onbepaalde wijs verleden tijd voltooid deelwoord verstrammen verstramde verstramd zwak -d volledig...
verstrammen verleden (o.v.t.) verstramde verstramde verstramde verstramde verstramde verstramden verstramden verstramden toekomend (o.t.t.t.) zal verstrammen...