visdag

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord visdag. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord visdag, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je visdag in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord visdag is hier. De definitie van het woord visdag zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanvisdag, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
visdag voor bejaarden
  • vis·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord visdag visdagen
verkleinwoord visdagje visdagjes

de visdagm

  1. dag waarop men kan vissen
    • Ik heb de veranderingen de laatste jaren dan ook met leed aangezien. O.a. omdat er 1 x per jaar een Loosdrechtse Visdag word georganiseerd die oergezellig is, de Vuntus visdag en deze dag wordt bedreigd door de woekerende Cabomba plant. Trollen op snoek is bijna onmogelijk geworden. [2] 
  2. dag waarop men vis in plaats van vis eet; vrijdag
    • „Ha, ha, die vraag had ik wel verwacht. Wat vind je er van om op vrijdag noch vlees noch vis te eten? Of liever nog twee dagen vegetarisch te eten. Dat is nog beter voor het milieu. Dat van vrijdag visdag is een ouwe truc om een katholieke traditie in ere te herstellen. Daar trappen de mensen niet meer in.” [3] 
    • Vrijdag is visdag en Goede Vrijdag is de hoogdag van alle visdagen. Wie zich dan te goed doet aan een stevige lap vlees, is een slechte katholiek. Net zoals een moslim een slechte moslim en een jood een slechte jood is als hij varkensvlees eet. [4] 
93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]