Niet te verwarren met: Daag, daag |
dag
eenheden van massa (gewicht) |
---|
yg • zg • ag • fg • pg • ng • μg • mg • cg • dg • g • dag • hg • kg • Mg • Gg • Tg • Pg • Eg • Zg • Yg |
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dag | dagen |
verkleinwoord | dagje daagje |
dagjes daagjes |
de dag m
|
eenheden van tijd in het Nederlands (nld) |
---|
yoctoseconde • zeptoseconde • attoseconde • femtoseconde • picoseconde • nanoseconde • microseconde • milliseconde • centiseconde • deciseconde • seconde • decaseconde • hectoseconde • kiloseconde • megaseconde • gigaseconde • teraseconde • petaseconde • exaseconde • zettaseconde • yottaseconde |
seconde • minuut • kwartier • uur • dag / etmaal / nychthemeron • week • decade • maand / maanmaand • kwartaal / trimester / jaargetijde / seizoen • tertaal • semester • jaar / annum • lustrum • decennium • generatie • eeuw / hectoannum • millennium / kiloannum • mega-annum • giga-annum |
dag | maandag maandags 's maandags |
dinsdag dinsdags 's dinsdags |
woensdag woensdags 's woensdags |
donderdag donderdags 's donderdags |
vrijdag vrijdags 's vrijdags |
zaterdag zaterdags 's zaterdags |
zondag zondags 's zondags |
---|---|---|---|---|---|---|---|
ochtend morgen 's ochtends 's morgens |
maandagochtend maandagmorgen maandagsochtends maandagsmorgens |
dinsdagochtend dinsdagmorgen dinsdagsochtends dinsdagsmorgens |
woensdagochtend woensdagmorgen woensdagsochtends woensdagsmorgens |
donderdagochtend donderdagmorgen donderdagsochtends donderdagsmorgens |
vrijdagochtend vrijdagmorgen vrijdagsochtends vrijdagsmorgens |
zaterdagochtend zaterdagmorgen zaterdagsochtends zaterdagsmorgens |
zondagochtend zondagmorgen zondagsochtends zondagsmorgens |
middag voormiddag namiddag 's middags |
maandagmiddag maandagvoormiddag maandagnamiddag maandagsmiddags |
dinsdagmiddag dinsdagvoormiddag dinsdagnamiddag dinsdagsmiddags |
woensdagmiddag woensdagvoormiddag woensdagnamiddag woensdagsmiddags |
donderdagmiddag donderdagvoormiddag donderdagnamiddag donderdagsmiddags |
vrijdagmiddag vrijdagvoormiddag vrijdagnamiddag vrijdagsmiddags |
zaterdagmiddag zaterdagvoormiddag zaterdagnamiddag zaterdagsmiddags |
zondagmiddag zondagvoormiddag zondagnamiddag zondagsmiddags |
avond 's avonds |
maandagavond maandagsavonds |
dinsdagavond dinsdagsavonds |
woensdagavond woensdagsavonds |
donderdagavond donderdagsavonds |
vrijdagavond vrijdagsavonds |
zaterdagavond zaterdagsavonds |
zondagavond zondagsavonds |
nacht 's nachts |
maandagnacht maandagsnachts |
dinsdagnacht dinsdagsnachts |
woensdagnacht woensdagsnachts |
donderdagnacht donderdagsnachts |
vrijdagnacht vrijdagsnachts |
zaterdagnacht zaterdagsnachts |
zondagnacht zondagsnachts |
|
|
dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dag | daggen |
verkleinwoord | - | - |
vervoeging van |
---|
daggen |
dag
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dag | dae |
dag
dag
dag
Naar frequentie | 127 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | dag | dagen | dage | dagene |
genitief | dags | dagens | dages | dagenes |
dag, g
dag
Naar frequentie | 145 |
---|
dag
dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dag | dagen |
verkleinwoord |
dag
Naar frequentie | 125 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | dag | dagen | dager | dagene |
genitief | dags | dagens | dagers | dagenes |
dag, m
|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | dag | dagen | dagar | dagane |
genitief | dags | dagens | dagars | daganes |
dag, m
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | dag | daga |
genitief | dages | dago |
datief | dage | dagon |
accusatief | dag | daga |
dag
dag
dag
dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dag | dagen |
verkleinwoord |
dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dag | doagn |
verkleinwoord |
dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dag | daegen / daogen |
verkleinwoord |
dag
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | dag | dagen | dagar | dagarna |
genitief | dags | dagens | dagars | dagarnas |
dag, g