Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
dagen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
dagen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
dagen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
dagen is hier. De definitie van het woord
dagen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
dagen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘oproepen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
dagen
- onpersoonlijk dag worden
- Het daagde al in het oosten toen hij eindelijk in slaap viel.
- overgankelijk (juridisch) dagvaarden: de opdracht geven op een bepaalde dag voor het hof te verschijnen
- Hij werd voor de rechtbank gedaagd.
- absoluut beginnen te beseffen, beginnen bewust te worden
- Toen begon er iets bij hem te dagen.
2. dagvaarden: de opdracht geven op een bepaalde dag voor het hof te verschijnen
3. beginnen te beseffen, beginnen bewust te worden
de dagen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord dag
- ▸ Ze ging naar de zonsondergang kijken vanuit het water, maar kwam er niet meer uit door de sterke stroming. Haar lichaam werd pas dagen later gevonden.[2]
- bezoekdagen, dankdagen, decemberdagen, dierendagen, donderdagen, feestdagen, geboortedagen, herfstdagen, hondsdagen, kerstdagen, kinderdagen, lentedagen, maandagen, marktdagen, naamdagen, regendagen, rustdagen, vrijdagen, werkdagen, winterdagen, zomerdagen, zondagen
100 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[3]
|
dagen
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van dag
dagen
- meervoud van dag
dagen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van dag
dagen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van dag
dagen
- meervoud van dag
dagen
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van dag