boeldag

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord boeldag. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord boeldag, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je boeldag in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord boeldag is hier. De definitie van het woord boeldag zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanboeldag, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
boeldag
  • boel·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord boeldag boeldagen
verkleinwoord

de boeldagm

  1. (historisch) veiling van de inboedel van een overleden of failliete landbouwer
  2. (handel) markt voor tweedehands spullen
     De boeldag was jarenlang dé bron van inkomsten voor het Rijssens Mannenkoor. Volgens Gertjan Klein Legtenberg van het koor is dat momenteel nog steeds het geval, maar heeft de opbrengst een andere bestemming gekregen. “Wij hadden als koor de boeldag écht nodig, want anders kwamen wij financieel niet rond.[3]
     Het Thijplein in Rossum vormt op Hemelvaartsdag het decor voor de veertigste Boeldag. Als om 08.00 uur de hekken aan de kant worden gezet, sprinten de koopjesjagers en verzamelaars als vanouds het marktterrein op.[4]
35 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[5]
  1. boeldag op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron “Marktplaats in het echt op boeldag Rijssens Mannenkoor” (10-05-2014), Tubantia
  4. Bronlink Weblink bron “Boeldag Rossum toe aan veertigste editie” (03-05-2016), Tubantia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be