handel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord handel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord handel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je handel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord handel is hier. De definitie van het woord handel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhandel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Handel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·del
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kopen en verkopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573
enkelvoud meervoud
naamwoord handel handels
verkleinwoord handeltje handeltjes

Zelfstandig naamwoord

de handelm

  1. (economie) de in- en verkoop van goederen
  2. (metonymisch) winkel, onderneming die goederen koopt om ze met winst te verkopen
     Mijn middelste dochter en ik shopten vaak in de stad en struinden kringloopwinkels af en ze begon vervolgens een klein handeltje door de daar gekochte merkkleding met winst door te verkopen.
  3. handelswaar
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De hele handel
Alles
  • Iemands handel en wandel
Iemands volledige gedragspatroon
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord handel handels
verkleinwoord handeltje handeltjes

Zelfstandig naamwoord

de handelm

  1. handgreep, handvat, hendel

Bijwoord

handel

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
handelen

handel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handelen
    • Ik handel. 
  2. gebiedende wijs van handelen
    • Handel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handelen
    • Handel je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
Naar frequentie 2218
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handel     handelen
handlen  
  handler     handlene  
genitief   handels     handelens
handlens  
  handlers     handlenes  

Zelfstandig naamwoord

handel, g

  1. (economie) (handel) markt, transactie (de economische sector)
  2. handel, transactie (koop, verkoop)
  3. handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
Naar frequentie 4038
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handel     handelen     handler     handlene  
genitief   handels     handelens     handlers     handlenes  

Zelfstandig naamwoord

handel, m

  1. (economie) handel, markt, transactie (de economische sector)
  2. (handel) handel, transactie (koop, verkoop)
  3. (handel) handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen

Meer informatie


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handel     handelen     handlar     handlane  

Zelfstandig naamwoord

handel, m

  1. (economie) handel, markt, transactie (de economische sector)
  2. (handel) handel, transactie (koop, verkoop)
  3. (handel) handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen

Meer informatie