Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
vrijdags. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
vrijdags, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
vrijdags in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
vrijdags is hier. De definitie van het woord
vrijdags zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
vrijdags, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Afgeleid van vrijdag met het achtervoegsel -s
vrijdags
- (tijdrekening) op de vrijdag betrekking hebbend
- Lekker onbezorgd een vrijdags terrasje doen in Leuven!
- ▸ Van Nieuwkerk en zijn vaste vrijdagse tafelheer Marc-Marie Huijbregts ("We zijn bevriend, we gingen altijd samen eten na de uitzending") moesten het samen doen. "We gaan de zolder opruimen", had Huijbregts gezegd.[1]
vrijdags
- (tijdrekening) op vrijdagen
- We gaan vrijdags meestal winkelen.
95 % |
van de Nederlanders;
|
85 % |
van de Vlamingen.[2]
|