middag

• Geluid:  middag    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈmɪdɑx / (2 lettergrepen)

• mid·dag

• In de betekenis van ‘midden van de dag’ voor het eerst aangetroffen in 1236 ^[1]
• samenstelling van mid (midden) en dag ^[2]

de middag m

1. (tijdrekening) het midden van de dag, 12.00

   • In het hele taalgebied verwijst middag naar het midden van de dag, het middaguur. 

2. (tijdrekening) (in Nederland) het gedeelte van de dag tussen 12.00 en 18.00 uur; namiddag

   • In de middag zijn de meeste mensen nog aan het werk. 
   • De periode van de dag die men in Nederland als middag aanduidt, wordt in België meestal namiddag genoemd. 

   ▸ De familie zette ons die middag af bij de start van onze route en nam hartelijk afscheid van ons.^[3]

3. (figuurlijk) het midden van het leven

• noen

• morgen, ochtend, voormiddag

• nanoen, namiddag

• dag, etmaal, morgen, avond, middernacht, nacht

• de middag van het leven

• Het woord middag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "middag" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈmidɑg /

• mid·dag

• Afleiding van het Noorse zelfstandige naamwoord dag met het voorvoegsel mid-

middag m

1. middag

• ettermiddag
• formiddag
• middagsbord
• middagsmat
• middagstid

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈmidɑg /

• mid·dag

• Afleiding van het Nynorske zelfstandige naamwoord dag met het voorvoegsel mid-

middag, m

1. middag

• ettermiddag
• føremiddag
• middagsbord
• middagsmat
• middagstid