feestdag

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord feestdag. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord feestdag, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je feestdag in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord feestdag is hier. De definitie van het woord feestdag zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanfeestdag, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • feest·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord feestdag feestdagen
verkleinwoord feestdagje feestdagjes

de feestdagm

  1. dag waarop feest gevierd wordt
  2. jaarlijks terugkerende erkende gedenkdag die gevierd wordt
     En men stelde zich voor hoe de machtige Nicolaas, ieder jaar op zijn feestdag, de duivel in ketenen sloeg en geboeid met zich meevoerde.[1]
     Onder het koken vertelde Barbie mij over zijn werk als hotelmanager en hoe zwaar het was om jarenlang voor dag en dauw op te moeten staan en op alle feestdagen te moeten werken.[2]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 14
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be