vliesvleugeligen

• Geluid:  vliesvleugeligen    (hulp, bestand)
• IPA: / vlisˈfløɣələɣə(n) / (5 lettergrepen)

• vlies·vleu·ge·li·gen

• vliesvleugelige met uitgang -en
• leenvertaling van Latijn hymenoptera en Oudgrieks ὑμενόπτερα, gevormd met ὑμήν (humèn) "vlies" en πτερόν (pterón) "vleugel"

de vliesvleugeligen mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vliesvleugelige

   ▸ Het was tijd voor de vliesvleugeligen die in het kille licht van de neonlamp alle kanten op schoten.^[1]

2. meervoudsvorm als officiële benaming (insecten) een orde Hymenoptera  een grote orde van insecten die vertegenwoordigd wordt door ruim 150.000 verschillende soorten. De vliesvleugeligen danken hun naam aan de dunne en doorzichtige vleugels. Bekende vliesvleugeligen zijn mieren, wespachtigen, bijen en hommels

   ▸ Van alle 150.000 soorten ‘vliesvleugeligen’ – de orde waartoe ook de bij en de mier behoren – bestaat zo'n 80 procent uit wespen.^[2]

• insecten, zespotigen, geleedpotigen, dieren

• zie de categorie: Vliesvleugeligen in het Nederlands
• behangersbijen, bijen en hommels, bladwespen, bronswespen, galwespen, gewone sluipwespen, goudwespachtigen, graafwespen, groefbijen, hommels, honingbijen, kakkerlakkendoders, kegelbijen, keverdoders, knotswespen, langsteelgraafwespen, metselbijen, mieren, mierwespen, sachembijen, solitaire bijen, spinnendoders, vijgenwespen, wespachtigen, zandbijen, zijdebijen

• Het woord vliesvleugeligen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• Zie Wikipedia voor meer informatie.