wanspraak

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord wanspraak. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord wanspraak, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je wanspraak in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord wanspraak is hier. De definitie van het woord wanspraak zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwanspraak, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • wan·spraak
enkelvoud meervoud
naamwoord wanspraak wanspraken
verkleinwoord

de wanspraakv / m

  1. taal vol met fouten
    • Wanspraak in een tongval noem ik iedere, den gezonden aanleg en gaven staat der woorden miskennende en verminkende hebbelijkheid; geen verkorting dus, maar afbijting; geen klankwijziging maar klankbederf. [2] 
    • Bilderdijk - die als taalvorscher niet hoog staat aangeschreven, maar wien niemand een fijn taalgevoel kan ontzeggen - vaart in het Eerste Onderhoud uit Perzius hekeldichten heftig uit tegen de wanspraak zijner tijdgenooten: ‘En welk een uitdruk’, klaagt hij, ‘Geef vergeving mij van 't leed, - 'k Heb moeilijk dat gedaan.’ [3] 
80 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]