Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
week af. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
week af, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
week af in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
week af is hier. De definitie van het woord
week af zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
week af, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
week af
- enkelvoud verleden tijd van afwijken
- Ik week af.
- Jij week af.
- Hij, zij, het week af.
week af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweken
- gebiedende wijs van afweken
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweken