weekeind

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord weekeind. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord weekeind, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je weekeind in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord weekeind is hier. De definitie van het woord weekeind zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanweekeind, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • week·eind
enkelvoud meervoud
naamwoord weekeind
weekeinde
weekeinden
weekeindes
verkleinwoord weekeindje weekeindjes

het weekeindo

  1. (tijdrekening) periode van vrijdagavond tot en met zondagnacht
vervoeging van
weekeinden

weekeind

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekeinden
    • Ik weekeind. 
  2. gebiedende wijs van weekeinden
    • Weekeind! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekeinden
    • Weekeind je? 
90 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be