coö·pe·reer·de, co·ope·reer·de coöpereerde enkelvoud verleden tijd van coöpereren Ik coöpereerde. Jij coöpereerde. Hij, zij, het coöpereerde. Het woord coöpereerde...
coö·pe·reer·den, co·ope·reer·den coöpereerden meervoud verleden tijd van coöpereren Wij coöpereerden. Jullie coöpereerden. Zij coöpereerden. Het woord coöpereerden...
Geluid: coöpereer (hulp, bestand) coö·pe·reer, co·ope·reer coöpereer eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coöpereren Ik coöpereer. gebiedende...
Geluid: gesuggereerde (hulp, bestand) ge·sug·ge·reer·de gesuggereerde verbogen vorm van de stellende trap van gesuggereerd...
Geluid: geperforeerde (hulp, bestand) ge·per·fo·reer·de geperforeerde verbogen vorm van de stellende trap van geperforeerd...
Geluid: getonsureerde (hulp, bestand) ge·ton·su·reer·de getonsureerde verbogen vorm van getonsureerd, voltooid deelwoord van tonsureren...
Geluid: zelfgegenereerde (hulp, bestand) zelf·ge·ge·ne·reer·de zelfgegenereerde verbogen vorm van de stellende trap van zelfgegenereerd...
Geluid: gestructureerder (hulp, bestand) ge·struc·tu·reer·der gestructureerder onverbogen vorm van de vergrotende trap van gestructureerd...
Geluid: gareerde (hulp, bestand) ga·reer·de gareerde enkelvoud verleden tijd van gareren Ik gareerde. Jij gareerde. Hij, zij, het gareerde. ...