Geluid: reide (hulp, bestand) rei·de reide enkelvoud verleden tijd van reien Ik reide. Jij reide. Hij, zij, het reide. Het woord reide staat in...
Geluid: reiden (hulp, bestand) rei·den reiden meervoud verleden tijd van reien Wij reiden. Jullie reiden. Zij reiden. Het woord reiden staat in...
reíd gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van reír...
Geluid: welbereids (hulp, bestand) wel·be·reids welbereids partitief van de stellende trap van welbereid Dat is iets welbereids... ...
voorbereids (hulp, bestand) voor·be·reids voorbereids partitief van de stellende trap van voorbereid Dat is iets voorbereids... Het woord voorbereids staat in de...
bestand) on·voor·be·reids onvoorbereids partitief van de stellende trap van onvoorbereid Dat is iets onvoorbereids... Het woord onvoorbereids staat in...
bestand) ei·gen·ge·reids eigengereids partitief van de stellende trap van eigengereid Dat is iets eigengereids... Het woord eigengereids staat in...
gereid (hulp, bestand) ge·reid vervoeging van reien: de stam met omvoegsel ge- -d gereid voltooid deelwoord van reien Het woord gereid staat in de Woordenlijst...
lettergreep) (Noord-Nederland): /rɛɪ̯t/ (Vlaanderen, Brabant): /rɛːt/ (Limburg): /rɛɪ̯d/ rijd rijd eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijden Ik rijd...
voorbereidselen (hulp, bestand) voor·be·reid·se·len de voorbereidselen mv meervoud van het zelfstandig naamwoord voorbereidsel Het woord voorbereidselen staat in de...