van rokken Ik rok. gebiedende wijs van rokken Rok! (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rokken Rok je? Het woord rok staat...
rook [A] zn met het achtervoegsel -en [1] in de betekenis van ‘rook afgeven’ aangetroffen vanaf 1240 [2] in de betekenis van ‘de rook van tabak genieten’...
Geluid: rook (hulp, bestand) IPA: / rok / (1 lettergreep); /roːk/ rook [A]: erfwoord via Middelnederlands rooc van Oudnederlands rouc, in de betekenis...
Geluid: rook aan (hulp, bestand) rook aan uit rook (werkwoord) en aan, hiertussen kunnen nog andere woorden staan rook (...) aan eerste persoon enkelvoud...
Geluid: rook door (hulp, bestand) rook door uit rook (werkwoord) en door, hiertussen kunnen nog andere woorden staan rook (...) door eerste persoon...
Geluid: rook uit (hulp, bestand) rook uit uit rook (werkwoord) en uit, hiertussen kunnen nog andere woorden staan rook (...) uit eerste persoon enkelvoud...
Geluid: rook op (hulp, bestand) rook op uit rook (werkwoord) en op, hiertussen kunnen nog andere woorden staan rook (...) op eerste persoon enkelvoud...
Geluid: rokken (hulp, bestand) IPA: /ˈrɔkə(n)/ rok·ken In de betekenis van ‘onderdeel van spinnewiel’ aangetroffen vanaf 1240 mv: rok met de uitgang...
Geluid: roken aan (hulp, bestand) ro·ken aan uit roken (werkwoord) en aan, hiertussen kunnen nog andere woorden staan roken (...) aan meervoud tegenwoordige...
Geluid: roken door (hulp, bestand) ro·ken door uit roken (werkwoord) en door, hiertussen kunnen nog andere woorden staan roken (...) door meervoud...