verwant met Lets šķìbs ‘schuin’ en Litouws skybẽlė ‘stuk, schijf, sectie’, (dial.) skybas ‘wigvormig stuk land’. Evenals Nederduits scheef, Duits (vero...
groeide scheef (hulp, bestand) groei·de scheef uit groeide (werkwoord) en scheef, hiertussen kunnen nog andere woorden staan groeide scheef enkelvoud...
sloegen scheef (hulp, bestand) sloe·gen scheef uit sloegen (werkwoord) en scheef, hiertussen kunnen nog andere woorden staan sloegen (...) scheef meervoud...
andere woorden staan woonde (…) scheef enkelvoud verleden tijd van scheefwonen Ik woonde scheef. Jij woonde scheef. Hij, zij, het woonde scheef. Het...
zakte scheef (hulp, bestand) zak·te scheef uit zakte (werkwoord) en scheef, hiertussen kunnen nog andere woorden staan zakte (...) scheef enkelvoud...
Geluid: scheefs (hulp, bestand) scheefs scheefs partitief van de stellende trap van scheef Dat is iets scheefs... Het woord scheefs staat in de Woordenlijst...
werkten scheef (hulp, bestand) werk·ten scheef uit werkten (werkwoord) en scheef, hiertussen kunnen nog andere woorden staan werkten (...) scheef meervoud...
trokken scheef (hulp, bestand) trok·ken scheef uit trokken (werkwoord) en scheef, hiertussen kunnen nog andere woorden staan trokken (...) scheef meervoud...
zakten scheef (hulp, bestand) zak·ten scheef uit zakten (werkwoord) en scheef, hiertussen kunnen nog andere woorden staan zakten (...) scheef meervoud...
huurden scheef (hulp, bestand) huur·den scheef uit huurden (werkwoord) en scheef, hiertussen kunnen nog andere woorden staan huurden (...) scheef meervoud...