met een enkele snik. Tot de laatste snik Tot het alleruiterste «Hij bleef dat tot zijn laatste snik verdedigen.» doodssnik gesnik, snikken [B] snik (scheepvaart)...
snikken ademhalend met schokkende bewegingen huilen snikheet, gesnik 1. de snikken mv meervoud van het zelfstandig naamwoord snik Het woord snikken...
Geluid: snikkend (hulp, bestand) snik·kend snikkend onvoltooid deelwoord van snikken Het woord snikkend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal...
snikte (hulp, bestand) snik·te snikte enkelvoud verleden tijd van snikken Ik snikte. Jij snikte. Hij, zij, het snikte. Het woord snikte staat in de Woordenlijst...
Geluid: snikje (hulp, bestand) snik·je het snikje o verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord snik Het woord snikje staat in de Woordenlijst...
snikkende (hulp, bestand) snik·ken·de snikkende verbogen vorm van snikkend, het onvoltooid deelwoord van snikken Het woord snikkende staat in de Woordenlijst...
Geluid: snikjes (hulp, bestand) snik·jes de snikjes mv verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord snik Het woord snikjes staat in de Woordenlijst...
snikten (hulp, bestand) snik·ten snikten meervoud verleden tijd van snikken Wij snikten. Jullie snikten. Zij snikten. Het woord snikten staat in de Woordenlijst...
bestand) ge·snikt vervoeging van snikken: de stam met omvoegsel ge- -t gesnikt voltooid deelwoord van snikken Het woord gesnikt staat in de Woordenlijst...