zeispreuk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zeispreuk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zeispreuk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zeispreuk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zeispreuk is hier. De definitie van het woord zeispreuk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzeispreuk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • zei·spreuk
enkelvoud meervoud
naamwoord zeispreuk zeispreuken
verkleinwoord zeispreukje zeispreukjes

de zeispreukv / m

  1. een apologisch gezegde met zelfspot, vaak in de vorm van een bekend gezegde met een ironische toevoeging waarin het woord zei voorkomt
    • «"Kruis of munt" zei de non en trouwde de bankier» is een zeispreuk. 
9 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be