zelfbouwer

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zelfbouwer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zelfbouwer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zelfbouwer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zelfbouwer is hier. De definitie van het woord zelfbouwer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzelfbouwer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • zelf·bou·wer
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfbouwer zelfbouwers
verkleinwoord

de zelfbouwerm

  1. iemand die zelf de leiding neemt bij de bouw van zijn huis
    • Bouwen in eigen beheer vergt het nodige van de initiatiefnemers. Aardig is de profielschets die Van den Nieuwenhof geeft. Een goede zelfbouwer heeft volgens haar doorzettingsvermogen nodig, onderscheidt hoofdzaken van bijzaken, kan goed met tegenslag omgaan en heeft voldoende tijd over. [2] 
    • De KWB wil ook dat doe-het-zelvers een opleiding moeten kunnen volgen als voorwaarde om in aanmerking te komen als geregistreerde "zelfbouwer". [3] 
    • Een zelfbouwer heeft nu eenmaal andere verwachtingen van zijn architect dan een bouwheer die alles uitbesteedt. [4] 
94 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]