zelfstandignaamwoordgroep

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zelfstandignaamwoordgroep. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zelfstandignaamwoordgroep, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zelfstandignaamwoordgroep in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zelfstandignaamwoordgroep is hier. De definitie van het woord zelfstandignaamwoordgroep zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzelfstandignaamwoordgroep, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • zelf·stan·dig·naam·woord·groep
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfstandignaamwoordgroep zelfstandignaamwoordgroepen
verkleinwoord - -

de zelfstandignaamwoordgroepv / m

  1. (taalkunde) woordgroep die als een substantief functioneert
    • Een "halve finale" is iets anders dan de helft van een finale en het kan in een zin net zo worden gebruikt als "finale" of "kwartfinale", daarom is het een zelfstandignaamwoordgroep. 
     De algemene regel geldt ook als het linkerdeel van de samenstelling een zelfstandignaamwoordgroep is.[1]
  2. (grammatica) zinsdeel dat bestaat uit een substantief met daarbij behorende voor- en nabepalingen
    • In de zin "De dure fiets van mijn vader is kapotgegaan." vormt "De dure fiets van mijn vader" een zelfstandignaamwoordgroep. 
     In het algemeen staat de negatie zo vroeg mogelijk in de zin. Als een zin een onbepaalde zelfstandignaamwoordgroep (met een of zonder lidwoord) of een andere onbepaalde uitdrukking (bijvoorbeeld ooit of ergens) bevat, dan wordt de negatie daarop uitgedrukt (wat resulteert in nooit en nergens).[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2024 Weblink bron
    Commissie Spelling
    “Technische Handleiding : Regels voor de officiële spelling van het Nederlands” (oktober 2016), Taalunie, Den Haag, p. 65 kol. 2
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2024 Weblink bron
    van der Wouden, T.
    “Algemene Nederlandse Spraakkunst. 29.3.3 Niet versus geen, niemand versus niet iemand (versie 3.0).” (januari 2021.)