Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
zelfvertrouwen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
zelfvertrouwen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
zelfvertrouwen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
zelfvertrouwen is hier. De definitie van het woord
zelfvertrouwen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
zelfvertrouwen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
het zelfvertrouwen o
- geloof in eigen vermogen, kunde of kracht
- Zijn zelfvertrouwen kreeg daardoor een flinke deuk.
- ▸ De dagen daarna sliep ik steeds alleen, en langzaam maar zeker groeide mijn zelfvertrouwen.[3]
- ▸ Jezus! Waren ze plotseling allemaal miljonair? Wat verder de behoefte aan cashflow betrof, vervolgde directeur Solveig de presentatie met onverstoorbaar zelfvertrouwen, werden natuurlijk alle huurinkomsten overgeheveld naar rentekosten en herstelwerkzaamheden om het bedrijf niet te belasten met onnodige belastinguitgaven.[4]
1. geloof in eigen vermogen, kunde of kracht
99 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[5]
|
- ↑ "zelfvertrouwen" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zelfvertrouwen op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be