Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
zittijd. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
zittijd, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
zittijd in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
zittijd is hier. De definitie van het woord
zittijd zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
zittijd, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de zittijd m
- examenperiode
- Het academiejaar begint vroeger, de eerste zittijd vindt voor de kerstvakantie plaats, het tweede semester start vroeger met kort daarna de examens, en de herexamens zijn nog in juni gepland. Alle studenten hebben de kerstvakantie en de zomer vrij.[1]
- Aan de eerste zit van het examen hadden begin juli nog 5.030 studenten deelgenomen, van wie er 752 geslaagd waren. Een groot deel van de studenten die toen niet slaagde, heeft zich nu opnieuw ingeschreven. Al zitten er onder de deelnemers aan de tweede zittijd ook altijd wel studenten die bij de eerste sessie niet aanwezig waren, omdat ze bijvoorbeeld met vakantie waren, verduidelijkt Viona Raymaekers van het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen.[2]
- de tijd dat men op een stoel zit
- Sporten en bewegen helpt zeker om diabetes tegen te gaan, maar uit het onderzoek kwam naar voren dat het beperken van je zittijd achter de computer nog veel belangrijker is.[3]
86 % |
van de Nederlanders;
|
98 % |
van de Vlamingen.[4]
|