zoetelaar

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zoetelaar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zoetelaar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zoetelaar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zoetelaar is hier. De definitie van het woord zoetelaar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzoetelaar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • zoe·te·laar
  • Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘marketenter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1546 [1]
  • afgeleid van ?? met het achtervoegsel -aar [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zoetelaar zoetelaars
verkleinwoord zoetelaartje zoetelaartjes

de zoetelaarm

  1. (beroep) iemand die levensmiddelen aan de soldaten van een leger levert
    • Maar de zoetelaar is plots verdwenen achter de wagen. Ineens komt hij vanachter de wagen, grijpt de wachter bij de kraag en 't kruis en gooit hem over de slotmuur in de diepe, brede gracht.[3] 
  2. (beroep) een varende detailhandelaar
36 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[4]