aanstellen

Hello, you have come here looking for the meaning of the word aanstellen. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word aanstellen, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say aanstellen in singular and plural. Everything you need to know about the word aanstellen you have here. The definition of the word aanstellen will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofaanstellen, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From Middle Dutch aenstellen. Equivalent to aan +‎ stellen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnˌstɛlə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧stel‧len

Verb

aanstellen

  1. (transitive) to appoint, to commission, to name for a role
  2. (reflexive) to behave in an exaggerating, immature manner (e.g. childishly, with excessive emotionality, a sense of victimhood, or entitlement, etc.); to attitudinize
  3. (transitive, obsolete) to put in place, to set up, to install

Conjugation

Conjugation of aanstellen (weak, separable)
infinitive aanstellen
past singular stelde aan
past participle aangesteld
infinitive aanstellen
gerund aanstellen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular stel aan stelde aan aanstel aanstelde
2nd person sing. (jij) stelt aan, stel aan2 stelde aan aanstelt aanstelde
2nd person sing. (u) stelt aan stelde aan aanstelt aanstelde
2nd person sing. (gij) stelt aan stelde aan aanstelt aanstelde
3rd person singular stelt aan stelde aan aanstelt aanstelde
plural stellen aan stelden aan aanstellen aanstelden
subjunctive sing.1 stelle aan stelde aan aanstelle aanstelde
subjunctive plur.1 stellen aan stelden aan aanstellen aanstelden
imperative sing. stel aan
imperative plur.1 stelt aan
participles aanstellend aangesteld
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

Descendants

  • Afrikaans: aanstel
  • Petjo: anstiel, aanstiel

Anagrams