uitstaan

Hello, you have come here looking for the meaning of the word uitstaan. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word uitstaan, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say uitstaan in singular and plural. Everything you need to know about the word uitstaan you have here. The definition of the word uitstaan will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofuitstaan, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From uit (out) +‎ staan (to stand).

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

uitstaan

  1. to endure, tolerate
    Synonyms: harden, ondergaan, uithouden, velen, verdragen
  2. (money) to be outstanding, to be owing
  3. to be off (of an electrical device)

Conjugation

Conjugation of uitstaan (strong class 6, irregular, separable)
infinitive uitstaan
past singular stond uit
past participle uitgestaan
infinitive uitstaan
gerund uitstaan n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular sta uit stond uit uitsta uitstond
2nd person sing. (jij) staat uit, sta uit2 stond uit uitstaat uitstond
2nd person sing. (u) staat uit stond uit uitstaat uitstond
2nd person sing. (gij) staat uit stondt uit uitstaat uitstondt
3rd person singular staat uit stond uit uitstaat uitstond
plural staan uit stonden uit uitstaan uitstonden
subjunctive sing.1 sta uit stonde uit uitsta uitstonde
subjunctive plur.1 staan uit stonden uit uitstaan uitstonden
imperative sing. sta uit
imperative plur.1 staat uit
participles uitstaand uitgestaan
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Descendants

  • Negerhollands: staan ut

Anagrams