Karnickel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord Karnickel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord Karnickel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je Karnickel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord Karnickel is hier. De definitie van het woord Karnickel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanKarnickel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • IPA: /kaʁˈnɪkl̩/
  • Kar·ni·ckel

Karnickel o

  1. (haasachtigen), (Noord- en Middelduits) konijn
    «Wenn sich Karnickel vermehren, nennt der Fachmann das „hecken“.»
    Als konijnen zich voortplanten, noemt de vakman dit "jongen".
  2. (spreektaal) zondebok
    «Immer bin ich das Karnickel
    Ik ben altijd de zondebok!
  3. (spreektaal) domkop

(schertsend) sich wie die Karnickel vermehren

  • Daar is het bij de konijnen af.