Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
Karnickel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
Karnickel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
Karnickel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
Karnickel is hier. De definitie van het woord
Karnickel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
Karnickel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Karnickel o
- (haasachtigen), (Noord- en Middelduits) konijn
- «Wenn sich Karnickel vermehren, nennt der Fachmann das „hecken“.»
- Als konijnen zich voortplanten, noemt de vakman dit "jongen".
- (spreektaal) zondebok
- «Immer bin ich das Karnickel!»
- Ik ben altijd de zondebok!
- (spreektaal) domkop
(schertsend) sich wie die Karnickel vermehren
- Daar is het bij de konijnen af.