Pascha

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord Pascha. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord Pascha, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je Pascha in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord Pascha is hier. De definitie van het woord Pascha zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanPascha, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • Pa·scha
enkelvoud
nominatief   Pascha  
genitief   -  

Pascha o

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (feest) viering van de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, joods paasfeest, op 15-22 nisan (45×: Ex. 12:11 +, Lev. 23:5, Num. 9:2 +, Deut. 16:1 +, Joz. 5:10 +, 2 Kon. 23:21 +, Ez. 45:21 +, Ezra 6:19 +, 2 Kron. 30:18 +)