Woch

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord Woch. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord Woch, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je Woch in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord Woch is hier. De definitie van het woord Woch zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanWoch, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • Woch
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Woch die Woch Woche die Woche
datief re Woch der Woch Woche de Woche
accusatief en Woch die Woch Woche die Woche

Woch, v

  1. (tijdrekening) week
    «Well ich muss saage as selle Woch en arrige volle Woch waar!»
    Dus, ik moet zeggen dat deze week was een zeer volle week!
Dagen in het Pennsylvania-Duits
Mundaag
maandag
Dinschdaag
dinsdag
Mittwoch
woensdag
Dunnerschdaag
dunderdag
Freidaag
vrijdag
Samschdaag
zaterdag
Sunndaag
zondag