Aschermittwoch

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord Aschermittwoch. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord Aschermittwoch, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je Aschermittwoch in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord Aschermittwoch is hier. De definitie van het woord Aschermittwoch zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanAschermittwoch, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • Ascher·mitt·woch
enkelvoud meervoud
nominatief der Aschermittwoch die Aschermittwoche
genitief des Aschermittwochs
des Aschermittwoches
der Aschermittwoche
datief dem Aschermittwoch den Aschermittwochen
accusatief den Aschermittwoch die Aschermittwoche

Aschermittwoch, m

  1. (religie): Aswoensdag




  • Ascher·mitt·woch
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Aschermittwoch der Aschermittwoch
datief me Aschermittwoch em Aschermittwoch
accusatief en Aschermittwoch der Aschermittwoch

Aschermittwoch, m

  1. (religie) Aswoensdag