Wochenend

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord Wochenend. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord Wochenend, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je Wochenend in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord Wochenend is hier. De definitie van het woord Wochenend zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanWochenend, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • Wo·chen·end
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Wochenend es Wochenend Wochenende die Wochenende
datief me Wochenend em Wochenend Wochenende de Wochenende
accusatief en Wochenend es Wochenend Wochenende die Wochenende

Wochenend, o

  1. (tijdrekening) weekend
    «Des Wochenend waar ich eigelaade fer en Schwetz in Laengeschder zu gewwe.»
    Dit weekend was ik uitgenodigd om een ​​toespraak te houden in Lancaster.