aafs

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aafs. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aafs, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aafs in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aafs is hier. De definitie van het woord aafs zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaafs, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • aafs
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aafs aafser aafst
verbogen aafse aafsere aafste

aafs

  1. (verouderd) in tegenovergestelde richting gekeerd, in de verkeerde richting staand of bewegend
      Iongens moeten dienstigh drijven,
    Leerjongens moeten zich dienstbaar inspannen
    Baasen moete Voogde blijven,
    Bazen moeten de leidinggevenden blijven
    Wort jou Knecht al wat te slap,
    Wordt je knecht wal al te lamlendig
    Geef hem flus een aafse lap.
    Geef hem meteen een tikje met de rug van de hand.
    [3]
  2. (figuurlijk) (verouderd) opzettelijk misleidend
     Vlak daarnaast, achter de berm, voert de Schelde haar drubbel water, boordevol tot aan de oevers, onmeedogend en buiten alle betrek met menselijk gedoe, vordert ongestoord, gehaast haar weg, - schijnt zich niet het minst te bekreunen om het porren en pogen aan haar oever, - er ligt iets aafs, verraderlijk vijandigs in het uitzicht van dat ondoorgrondelijk element.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. aafs op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 15 oktober 2021 Weblink bron
    Adriaen van de Venne (ed. Marc Van Vaeck)
    “Tafereel van de belacchende werelt.” (1994; origineel: 1635), Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, ISBN 9072474112, p. 575 (origineel: p. 259) r. 7413-7416
  4. Bronlink geraadpleegd op 15 oktober 2021 Weblink bron “De teleurgang van de Waterhoek.”, 7e druk (1970), Desclée de Brouwer, Brugge / Utrecht, p. 174