afknippen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord afknippen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord afknippen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je afknippen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord afknippen is hier. De definitie van het woord afknippen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanafknippen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
afknippen van haar
  • af·knip·pen

afknippen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afknippen
knipte af
afgeknipt
zwak -t volledig
  1. met een schaar een stuk van iets groters afhalen
    • Bart Egers werd geboren op Aruba. Zijn vader, ingenieur, werkte bij Esso en had als hobby een werkplaats aan huis. De vier kinderen groeiden op tussen het gereedschap en zeilend op zee. Oudste zoon Bart vertrok als tiener naar een kostschool in Nederland, het Canisius College in Nijmegen, en was een van de eerste studenten werktuigbouwkunde op de nieuwe campus van de TH Enschede. Na een jaar stapte hij over naar de hts in Arnhem. Een stage in Venezuela bij het bedrijf waar zijn vader werkte, ketste af omdat hij zijn lange haar niet wilde afknippen. [2] 
    • Vanaf 2018 is het in Nederland verboden om de snavels van kippen en kalkoenen in pluimveehouderijen af te knippen. Dat schreef staatssecretaris Sharon Dijksma (Economische Zaken, PvdA) gisteren in een brief aan de Tweede Kamer. Dat afknippen gebeurt op dit moment bij zo’n 54 miljoen kippen en hanen en 2 miljoen kalkoenen per jaar. Ook kondigde zij aan dat per 2015 het verwijderen van de sporen (een scherpe, kleine klauw aan de achterkant van de poot), een deel van de achterste teen en de kammen bij een deel van de hanen verboden wordt. Dit wetsvoorstel vervangt een eerder verbod op ingrepen in de pluimveehouderij dat pas in 2021 zou ingaan.[3]  
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Joke Mat 23 april 2016
  3. NRC Joël Broekaert 10 juni 2013
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be