afweek

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord afweek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord afweek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je afweek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord afweek is hier. De definitie van het woord afweek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanafweek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • af·week
enkelvoud meervoud
naamwoord afweek afweken
verkleinwoord afweekje afweekjes

de afweekv / m

  1. de week waarin iemand geen dienst heeft.
    • In de afweek presenteerde haar collega het journaal. 
vervoeging van
afwijken

afweek

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afwijken
    • ... dat ik afweek. 
    • ... dat jij afweek. 
    • ... dat hij, zij, het afweek. 
     Als ze afweek van de spontaan geplande route zou dit een nat pak kunnen betekenen.[1]


vervoeging van
afweken

afweek

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweken
    • ... dat ik afweek.