ambachtsheer

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord ambachtsheer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord ambachtsheer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je ambachtsheer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord ambachtsheer is hier. De definitie van het woord ambachtsheer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanambachtsheer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • am·bachts·heer
enkelvoud meervoud
naamwoord ambachtsheer ambachtsheren
verkleinwoord ambachtsheertje ambachtsheertjes

de ambachtsheerm

  1. (geschiedenis) een heer met plaatselijke regeermacht en bevoegdheid tot rechtspraak in de z.g. ambachtsheerlijkheid
     Voor degenen die Aviceford Manor niet kennen: het is het kleinste van de drie landgoederen op de uitgestrekte domeinen van Ellis Abbey. Abdis Elfilda (inderdaad, de peettante van prinses Elfilda) had Emont Vis-de-Loup, de jongste zoon van lord Henry Vis-de-Loup, de vierde baron van Wilston, aangesteld als ambachtsheer van Aviceford.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789026346477