armoede

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord armoede. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord armoede, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je armoede in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord armoede is hier. De definitie van het woord armoede zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanarmoede, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ar·moe·de
  • In de betekenis van ‘gebrek’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • uit het Oudnederlands [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord armoede -
verkleinwoord armoedje armoedjes

de armoedev / m

  1. (economie) de toestand waarin iemand leeft die zeer weinig middelen voor zijn levensonderhoud heeft
    • De armoede van het gezin was schrijnend nadat beide ouders hun werk verloren. 
    • Armoede is een relatief begrip, de arme van nu leeft comfortabeler dan de rijke van 100 jaar geleden. 
     De blik in zijn ogen hield het midden tussen gêne en schaamte. De wanstaltige gedaante van armoede die openlijk aan hem voorbijtrok was hier verantwoordelijk voor.[3]
     Het was vooral een herinnering aan al die dingen waaraan hij vermeed te denken, de laatste jaren tenminste, aan hoe makkelijk het was geweest om van armoede tot rijkdom te komen, al hield hij niet van dat woord.[4]
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]