Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
bangbroek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
bangbroek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
bangbroek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
bangbroek is hier. De definitie van het woord
bangbroek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
bangbroek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de bangbroek v / m
- (pejoratief) persoon die zich te veel door angst laat leiden
- Bij alle kritiek die zelfs in deze hongerzomer op hem mogelijk blijft - het is onmiskenbaar dat hij Tine in de steek heeft gelaten en wel eens geld van goedgeefse vrienden krijgt zonder haar te laten meedelen - steekt hij toch gunstig af bij de collega-schrijvers met wie hij in aanraking is en die niet te beroerd zijn om (op hun voorwaarden) iets voor hem te doen: de sluwe Van Lennep, de berekenende Van Vloten, de fatsoenlijke maar terughoudende Potgieter en de o zo voorzichtige bangbroek Busken Huet. [4]
49 % |
van de Nederlanders;
|
38 % |
van de Vlamingen.[5]
|
bangbroek
- (pejoratief), (persoon) bangebroek, bangerik