berechting

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord berechting. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord berechting, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je berechting in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord berechting is hier. De definitie van het woord berechting zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanberechting, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·rech·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord berechting berechtingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de berechtingv

  1. het ondergaan van een rechtszaak
    • De Raad voor de Rechtspraak hamert ook op het belang van de wet. "Deze wet is belangrijk voor de berechting van daders van wraakporno. Door de aanpassing komen er meer mogelijkheden om te vervolgen voor gevallen die nu tussen wal en schip vallen."  
    • Een Poolse drugshandelaar die in Ierland is aangehouden dreigt aan berechting in Polen te ontsnappen omdat Ierland de Poolse rechtspraak niet vertrouwt. Ook de drugssmokkelaar zelf doet dat niet: door de hervormingen van het Poolse gerechtelijke systeem, zegt hij, 'loop ik het reële risico dat ik in Polen geen eerlijk proces krijg'.  
    • De man was in afwachting van zijn berechting op vrije voeten. De Raadkamer van de Amsterdamse rechtbank heeft vandaag de gevangenneming bevolen omdat de man zich niet aan de voorwaarden hield die de rechter hem had opgelegd. De man zou zich geregeld bij de reclassering moeten melden, maar hij legde tot twee keer toe een oproep naast zich neer.  
    • Het besluit staat los van het strafrechtelijk onderzoek en de mogelijke vervolging en berechting van de daders. "Maar deze trajecten kunnen elkaar wel wederzijds versterken", zegt Blok.  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.

Verwijzingen