bewonen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bewonen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bewonen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bewonen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bewonen is hier. De definitie van het woord bewonen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbewonen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • be·wo·nen
  • afgeleid van wonen met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bewonen
bewoonde
bewoond
zwak -d volledig

bewonen

  1. overgankelijk wonen in, wonen op
    • Dit volk bewoonde een aantal eilanden en een stuk van het vasteland. 
    • Ik bewoonde tot mijn 18de jaar mede het huis van mijn ouders. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be