bobijn

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bobijn. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bobijn, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bobijn in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bobijn is hier. De definitie van het woord bobijn zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbobijn, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • bo·bijn
enkelvoud meervoud
naamwoord bobijn bobijnen
verkleinwoord bobijntje bobijntjes

de bobijnv / m

  1. cilinder waar draad omheen gewonden zit
    • Bestuurders op een snelweg in Pennsylvania konden hun ogen niet geloven toen ze een grote bobijn op hen zagen afkomen. Het gevaarte was van een truck gevallen en rolde verder. De auto's die in tegengestelde richting kwamen, moesten het ding ontwijken. Uiteindelijk raakte de bobijn de kant en werd hij gestopt. [3] 
    • Granulaten, bobijnen, aanknoopmachines. Tijdens de rondleiding in de fabriekshallen van tapijtenmaker Balta is het Nederlands van hoog niveau. De hr-verantwoordelijke wordt dan nog overstemd door het geraas van de machines – ‘als je hier wil werken, ben je beter geen babbelaar’, zegt ze. [4] 
  2. een cilinder waar film omheen gewonden zit
vervoeging van
bobijnen

bobijn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bobijnen
    • Ik bobijn. 
  2. gebiedende wijs van bobijnen
    • Bobijn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bobijnen
    • Bobijn je? 
19 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]